De man en vrouw leven samen. Niet alleen leven ze in hetzelfde huis, maar de man is symbiotisch opgegaan in de vrouw. Hij heeft nog wel zijn werk, maar werkt ook veel thuis, waar zij ook altijd is.
Vrienden hebben ze samen. De vrouw vertelt hen wat zij beiden vinden, wat ze van plan zijn, hoe graag ze dingen samen doen. Hij blijft schuchter op de achtergrond en hikt precies op tijd de gevraagde confirmaties.
Ze hebben telkens samen andere vrienden. Enkele stellen kennen ze al jaren, maar de meeste stellen zijn nieuw. Ieder feestje opnieuw nieuwe mensen.
Ze hebben geen kinderen, wel een hond. De hond is hun kind, maar een kind dat geen vragen stelt. De hond gaat ook op in dit symbiotisch geheel. De hond heeft geen vrienden.
De man en de vrouw leven als samen. Samen heeft meningen, samen heeft vrienden, samen gaat op reis, samen spreekt. Samen maakt geen ruzie met zichzelf. Alles is koek en ei. Samen is gelukkig in haar ivoren toren.
Hoe gelukkig samen ook is, de man voelt een steeds grotere leegte, wil vluchten, maar is niemand meer. Hij heeft alles goed voor elkaar, maar wat hij goed voor elkaar heeft, is versmolten in samen. Hij voelt zich alleen, daar, diep in samen.
Geef een reactie