Een vrouw, alleen, haalt een hond uit het asiel. Er is gezelschap, geknuffel, onbegrepen woord, nodeloos geblaf en vooral troost. Voor beiden.
De vrouw gaat na enkele maanden op vakantie naar Zuid-Frankrijk en de hond gaat mee. De hond gaat niet op vakantie, maar gaat mee. Dat is wat de hond doet: meegaan, volgen en overal hond zijn. Haar hond.
Beiden vinden ze het spannend en genieten, zo samen. De vrouw bedenkt wat ze gaan doen, de hond kijkt en snuffelt om zich heen en probeert in alle situaties de beste hond te zijn. Haar hond. De hond vraag niets, maar hoe vreemder de wereld wordt, hoe dieper hij in haar schaduw kruipt.
Als het rustig is (of als het moet) doet de hond zijn hondendingetjes: snuffelen, soms poepen, vaak plassen, ravotten, uitdagen, rennen, pseudo-jagen en mooi zijn. Dan draait het even niet om de vrouw, maar om de zin van zijn leven. Simpel, maar heerlijk. Daarin mag hij onbegrepen zijn.
De terugreis. De hond slaapt, de vrouw mijmert achter het stuur. Ze is blij dat ze dit arme beest weer een leven heeft kunnen geven én dat de hond haar door de dagen sleept.
Geef een reactie